Roetsjen maar!!!
Door: Free Willie
Blijf op de hoogte en volg Free Willie
03 Mei 2011 | Laos, Vientiane
Er is schijnbaar een mop, die verteld wordt in Vietnam; In Vietnam rennen ze, in Cambodja lopen ze en in Laos……daar slapen ze.
Weet nog niet hoe het er aan toe gaat in die andere twee landen, maar heb wel gezien dat ze hier in één ding zeer goed zijn en dat is slapen. Je ziet ze onder een boom luieren of ze bereiden wat voedsel, nog vaker zie je ze eten. Één ding gebeurt niet en dat is werken. Ook al zijn ze in mijn ogen behoorlijk lui, zijn wel aardige gasten.
Mijn laatste berichtje schreef ik vanuit mijn luie hangstoel, nou mag ik dus eigenlijk niets over de mensen uit Laos zeggen, want nu lig ik weer in een luie hangmat, alleen dit keer zo’n vijfhonderd kilometer zuidelijker en dicht bij de grens met Cambodja. Zie de zon zo langzaamaan rood worden en gaat schitterend onder.
Na het vieren van het Laos Nieuwjaar wilden we doortrekken naar het zuiden. We hadden de tas al ingepakt, zagen we ineens een pamfletje over een eco-lodge genaamd ‘Dreamtime’ Het zag er aantrekkelijk uit, dus ‘waarom niet’; dachten we. Brommer gehuurd en over een zeer stoffige weg er naar toe gereden. Het was ook weer knoepertje heet, dus het zweet vermengde zich met het stof, zodat we er uit kwamen te zien als twee personen rechtstreeks uit de Sahara. De auto’s die konden we nog wel aan, de vrachtwagens dat is een heel ander verhaal. We moesten onze lampen aandoen omdat het anders te gevaarlijk werd; je zag niets meer en de tegenliggers zien je al helemaal niet. Niemand sprak er Engels en ons nagetekende kaartje hielp eerst ook niets. Bleek dat we veel te ver waren gereden, zodat we weer stof konden gaan happen.
Bij aankomst hadden we het al snel gezien; dit is een topplekje. Het was niet echt een jungle, was meer zoals de Engelsen zeggen; ‘scrub’, het riviertje was opgedroogd dus dat was jammer. Wat overbleef was rust en lekker relaxen. Er waren zo’n acht huisjes en er waren geen gasten, dus wij waren de enige. We mochten een huisje uitkiezen. We namen er eentje met een extra verdieping en een leuke veranda. De huisjes waren net nieuw en alles was in de eco-style gebouwd. In dit geval alles dus met hout. De palen stonden op eilandjes waaromheen water lag. Dit om de termieten en mieren buiten je huisje te houden. Het hele spul werd gerund door twee vrijwilligers uit Israel. Twee goede gasten die super relaxt, aardig en behulpzaam waren. Er was er nog eentje uit Noorwegen die moest leren om de boel een beetje te runnen, want één Israëliër ging weer verder. Die Noor, dat was me er eentje; zo lijkbleek als een pier, at niets, dronk alleen maar cola, maar deed HELEMAAL niets! Nou ja, hij deed wel wat; hij was de hele dag bezig zijn wiet aan het knippen en aan het roken. Hij begon er de dag mee en bij het welterusten zeggen was hij nog steeds bezig. Zal straks een mooie janboel worden. Het eten werd bereid door twee meiden uit het dorp nabij. Ze staan in de rij om daar te mogen werken. Komt er eigenlijk op neer dat ze een beetje moeten koken en een beetje opruimen. Ze doen de gehele dag eigenlijk niets. Ze eten nog meer dan dat ze koken en doen dat luid smakkend en boeren latend waar een ‘Disser’ jaloers op zal zijn. Zo’n baantje wil ik ook wel, behalve het smakken en boeren laten dan.
Douchen en poepen deed je buiten, nou ja ik bedoel dus een ruimte zonder dak. Hier was alles gebouwd met keien, dus dat gaf een leuke extra sfeer aan het geheel.
In de avond kwamen de kaarsjes voor de dag. Geen elektriciteit en dus ook geen licht en eveneens geen koelkast. Om toch aan de koude cola te komen werden er elke dag een paar zakken ijs aangerukt. Behalve de Gekko’s, vlinders en krekels zagen we al die dagen niets. Bijzonder om op verschillende tijden van de dag en nacht de insecten te horen. Het is net een concert dat aanzwelt tot een kakofonie van geluiden.
De weg terug was iets minder stoffig, maar ondanks dat de lichten wel weer aangedaan. Terug in de bewoonde wereld stonden we stil voor een stoplicht. Ik dacht dat we ook wel door rood konden, dus het gas er maar weer op. Meteen erna hoorden we een fluitje klinken. Stond naast het kruispunt een politiehuisje met drie mannen erin. Foute boel dus. De andere kant opkijkend en het fluitje negerend reden we door. Net op het moment dat we dachten dat het wel goed zou komen werden we op het volgende kruispunt opgewacht door een paar andere snorren. Over het door rood rijden werd helemaal niet meer gerept. We kregen een boete omdat we geen rijbewijs bij ons hadden (volgens mij ook helemaal niet nodig) en omdat we met licht aan reden, terwijl dat volgens bromsnor overdag niet mocht. Allebei behoorlijk gelul natuurlijk, maar we wisten ook wel dat we fout zaten met het door rood rijden. Ook hadden we nog een bus te halen dus ook niet veel tijd voor discussie. Nu had ik ook net een boek gelezen over de gevangenissen hier en dat ze je daar niet zo netjes behandelen. We kregen dus een boete. Op een kladje werd een bedrag geschreven. Wij vonden dat bedrag toch wel een beetje aan de hoge kant want wij waren onwetende toeristen. Bromsnor was niet de moeilijkste en haalde er 30% vanaf. Hij had weer een dagloon bij elkaar gescharreld en wij waren vier euro vijftig armer :)
Op de weg naar het zuiden sprongen we uit de mooie VIP bus en namen een kleine D-tour. We hoorden over een lange grot waar je met een bootje doorheen kon varen. Om er te komen viel nog niet mee. Eerst moesten we wachten op een Sâwng Thâew. Dat is een kleine pick-up truck waar zitjes achterop zijn gemaakt. Als ie vol is dan vertrekt hij. De weg bracht ons door groene valleien en op de top mooie vergezichten. Het dorpje waar we de nacht doorbrachten daar was eigenlijk niets. Gelukkig was er één restaurantje dat nog een krakkemikkige brommer verhuurde. De volgende dag met dat ding op stap. Behalve de rem deed er vrij weinig. Bij het kleinste heuveltje stonden we bijna geparkeerd. Toch bracht hij ons wel waar we moesten zijn. Kaartje kopen en twee jochies nemen je mee naar de grot. Het water is mooi blauw van kleur. Vissen genoeg in dat kraakheldere water. Ze namen een paar grote lantaarns mee en een paar liter mengsmering. Met een bootje waar er vier in konden, gingen we de donkere grot in. De eerste paar honderd meter heb je een beetje profijt van het licht dat nog naar binnen sijpelt. De bocht om en het is pikkedonker. De jongen voorop geeft aan waar we kunnen varen. Op sommige plekken is het zo ondiep dat we moeten uitstappen en de boot voortduwen.
Ergens middenin de grot mag je uit stappen en kun je een stukje lopen. Stalagmieten en tieten (weet nooit welke nu welke is), mooi verlicht in verschillende kleuren. Dit geeft toch wel een magische sfeer aan het geheel. Niet teveel treuzelen want we werden de boot weer in gedirigeerd. Verder ging het stroomopwaarts in de grot. Geen flauw idee hoe ver we al waren. De twee jochies leken schijnbaar precies te weten waar ze naar toe moesten sturen. Na anderhalf uur zagen we in de verte weer daglicht opdoemen en voeren regelrecht de jungle in. Maar we waren niet halverwege omgedraaid en we waren ook niet bij de beginplek aangekomen. Blijkt dus dat de rivier echt door de berg gaat. Zo’n zeven-en-een-half kilometer lang en op sommige plekken wel zo’n 50 meter breed en ook wel dertig meter hoog. Pas een paar jaar geleden zijn ze voor het eerst helemaal door de grot gegaan. Nu wij dus ook.
Eventjes rusten aan de andere kant en we konden weer. De tocht terug moest ook weer worden ondernomen. Stroomafwaarts gaat toch wel iets makkelijker, vooral op de plekken waar het zo ondiep is dat de schroef uit het water dient te worden gehaald. Binnen anderhalf uur zagen we weer licht.
In Pakse (vrijwel onderin Laos) doden we een beetje onze tijd met een brommertocht langs de Mekong. De oversteek met twee aan elkaar geknoopte kano’s om onze brommer te vervoeren was eigenlijk het leukste, vooral om op die boot te komen. Je moest eerst nog over die andere boten heen rijden die allemaal in de breedte aan elkaar vast zaten. Als klap op de vuurpijl moesten we tijdens het brommeren het stuur vol omgooien. Echt een knoepert van een slang kronkelde de weg over en op een haar na konden we een botsing voorkomen. De dorpsbewoners zagen het ook en meteen stonden ze op en met bamboestokken en scheppen wilden ze het reptiel te lijf. Deze was ze te slim af en was al in de bosjes verdwenen. Of ze vinden hem gewoon lekker, of ze wilden hem doden omdat hij giftig was. Was me niet helemaal duidelijk. Ze doen hier wel dingen met slangen, want gisteren zagen we er nog eentje in een zak naast de groente liggen op de markt.
We vulden namelijk onze tijd omdat we zaten te wachten op een tocht door de jungle, die we al lopend, klimmend, abseilend en met de ‘zipline’ (zeg maar een soort kabelbaan) zouden doen. We hadden geluk en meerdere mensen hadden zich aangemeld, dus de tocht ging door.
Een stereotype Amerikaanse; kauwgom, alles was GREAT en ze lulde maar door. Twee paf-maar-raak-Polen en een Deen en wij maakten de groep.
Helm op de kop, harnas met veiligheidskarabijnen en een katrol als uitrusting, zo liepen we de jungle in. Had het meteen al gezien. Dit is de jungle waarin je wilt zijn. Dikke vegetatie met zoveel verschillende bomen en struiken. Die super hoge bomen ontbraken gelukkig ook niet. Zoals altijd in de jungle zie je weinig dieren. De vliegende eekhoorn hoorden we nog wel, maar liet zich niet zien. Vlinders genoeg trouwens. Het eerste gedeelte van de wandeling was steil naar beneden. Het pad was slipperig van de condens. Je moest je regelmatig vastklampen aan bamboe of andere bomen om niet naar beneden te roetsjen. Dan wel goed op passen dat je niet een boom vastgrijpt die grote stekels heeft want dat bezuurt je meteen. Na twee uurtjes klauteren kwamen we bij een touwbrug. Met de karabijnen gespte je jezelf vast voor de veiligheid en je was klaar om de oversteek over die enorme wiebelige brug te nemen. Was trouwens blij dat ik vastgegespt was. De brug bracht ons naar de overkant en over een mooie waterval. Daar wachtte ons de lunch en een plek om onder de waterval te staan om af te koelen. Daarna nog een stukje lopen en het echte werk kon beginnen.
De eerste zipline was een kleintje en was meer bedoeld om niet weer een stuk naar beneden en dan ook weer omhoog te hoeven lopen. Was na de eerste lijn al duidelijk dat de Poolse twee zware dagen zou krijgen. Je kreeg namelijk een stok in de vorm van een haak mee om jezelf af te remmen. Soms moest dit aan het begin soms aan het eind. Dit kon ze maar niet voor elkaar krijgen en ze knalde meteen al tegen de boom aan het eind van de lijn. Er zouden er nog vele volgen…..
Met die stok kon je ook zorgen dat je niet ging draaien. Ikzelf tolde nog regelmatig in het rond terwijl Marylou steady op koers bleef.
Omdat we vanaf nu steeds verder de vallei ingingen hoefde er niet mee geklommen te worden en gingen we met verschillende ziplines steeds verder naar benee. De lengtes van de lijnen waren verschillend. De langste was 400 meter. Sommige waren zeer steil en daarom moest je veelvuldig de haak gebruiken om af te remmen. Dat de Poolse met een vaart aan kwam suizen dat je echt dacht: ’dat wordt ziekenhuis’, maakte het spectaculair maar ook een beetje zielig voor haar.
Ikzelf vond het leukste dat de lijnen echt dwars door de jungle waren gespannen en soms keek je weids het ravijn in, op andere momenten vloog je rakelings tussen de bomen door. Soms vloog je langs de verschillende watervallen. Omdat ik soms nog wel een beetje rondtolde had ik nog wel eens moeite om mijn blik erop te houden. Het leukste was dat je soms zo’n waterval helemaal niet verwachtte, hij dook uit het niets op omdat je bijvoorbeeld parallel met de berg mee ‘vliegt’. Het nadeel van zo’n harnas is dat je onder je buik behoorlijk wordt geknepen. Soms mocht je ook springen, maar dat heb ik wijselijk maar niet gedaan, haha. Bij sommige bomen waar we hoog aankwamen suizen, moesten we abseilend naar beneden. Je mocht helaas het tempo niet bepalen hoe snel je naar beneden wilde gaan.
We kwamen na een lange dag net voor zonsondergang aan in het kamp. Man o man, wat een mooi kamp. Hutten wel twintig meter hoog in de boom en mooi gemaakt! Met de Zip-line kon je er alleen maar komen. De boomstam met zijn lianen vulde onze kamer. Toilet aan boord zodat we niet in de nacht naar beneden hoefden te ‘vliegen’. Om te gaan slapen zover was het nog niet. De verkoeling zochten we onder de waterval naast ons kamp. Het uitzicht was fabuleus; de ene kant keek je in het ravijn, de andere kant was vol met watervallen die van verschillende hoogtes hun water naar beneden stortten. Na de verkoelende waterstort was het tijd voor het avondeten. De meesten bleven na afloop nog om een smeulend kampvuur zitten om na te praten. Wij niet. Wij deden snel ons harnas weer aan en vlogen in het donker naar onze hut. Daar de kaarsjes aan en genieten van de stilte en de jungle geluiden.
Zeer vroeg de wekker gezet om het weer licht te zien worden. Harnasje weer aan en aan de lijn een laatste blik op ‘onze’ hut geworpen. Nog even snel een verkwikkende douche onder de waterval. Toch nog wel koud zo vroeg in de ochtend. Lange wandeling door de jungle. Er stonden nog een paar zip-lines op het programma. We deden een lange met z’n tweeën. Nu hoefde ik alleen maar te remmen en Marylou zorgde ervoor dat we recht op ons doel af gingen. Nu had ik echt de tijd om rustig om me heen te kijken en dat maakt het toch nog meer bijzonder. De lunch aten we onderin het ravijn en naast…. Jawel, wederom watervallen.
Buikje weer vol en we konden naar boven wandelen/klauteren. Het was warm en een verkoelend warm regenbuitje kwam op ons neer. Dat maakte de jungle nog mooier, want nu glommen alle bladeren van het laagje water. Om uit het ravijn te komen moesten we nog een stuk klimmen. Vind dat nooit zo heel spectaculair. Met ijzeren staven waren al plekken gemaakt waar je je aan vast kon houden en opstaan. Nu moest je dus steeds je karabijnen verplaatsen op steeds een hoger punt om hoger te klimmen. Toch is het soms nog wel een raar idee dat je zo hoog boven de grond loopt te klooien. Toch als je je karabijnen maar één voor één los en dus ook weer vastmaakt dan kun je dus nooit naar beneden kletteren. In het donker kwamen we aan in de bewoonde wereld. We waren doodop.
We hoorden leuke verhalen over een paar watervallen zo’n honderd kilometer verderop. Met de brommer op pad en de weg er naar toe was mooi. ‘Sabaidee’, kreeg je veelvuldig te horen, betekent zoiets als hartelijk welkom/hallo. Kinderen maar ook ouderen roepen het je glimlachend na. Aardige mensen. We vonden een mooi hutje naast de rivier en vulden onze vrije dag met genieten van de rust.
Een nabijgelegen lodge heeft drie olifanten. Op het moment dat wij kwamen, werden ze net gevoerd. Alle drie kregen ze een tros bananen. Ik bedoel dus echt een tros en niet zo’n trosje dat bij de AH in de schappen ligt. Er viel een trosje op de grond. Marylou raapte die op en gaf die later aan twee olifanten. Ze stonden gewoon los, dat was een fijn gezicht, want met die grote kolossale kettingen vind ik maar niets. De oppassers hadden maar een paar kreten nodig om ervoor te zorgen dat de olifant hen een voetje gaven om bovenop te gaan zitten. Ook hier zaten ze er gelukkig los op. Olifanten in gevangenschap vind ik maar niets, maar dit was wel een uniek moment om er zo dichtbij te komen zonder dat wij die lui sponsoren of iets dergelijks.
We zitten nu in Si Phan Don, ook wel 4000 eilanden genoemd. De Mekong stroomt hier en waaiert breed uit om zodoende vele eilandjes te vormen. Of het er echt daadwerkelijk 4000 zijn weet ik niet, maar het zijn er wel veel. We hebben hier een mooi hutje gevonden dat uitkijkt over de Mekong en we zitten aan de zonsondergang kant van het eiland. We hebben twee hangmatten voor onze hut, dus je raadt denk ik wel hoe wij de dagen vullen.
We slapen in onze hangmatten op de veranda. Gisteren werden we gewekt door regen en een hels kabaal. Er kwam toch een onweersbui aanzetten. Elke seconde wel een flits en op het hoogtepunt knallen, zo hard nog nooit van mijn leven gehoord. In de ochtend lagen vele matrassen in ze zon te drogen, meerdere huisjes bleken niet waterdicht. Die van ons was gelukkig prima.
De mensen hier gaan elke dag in het donker de rivier op om te gaan vissen. De rest van de dagen vullen ze met hangen. De Mekong brengt rijkdom, maar maakt ook lui. Lijkt een beetje dat de waterbuffels hetzelfde patroon hebben overgenomen, zij liggen ook de gehele dag in het water. Nu drinken de buffels geen BeerLao, de mensen hier wel. Overal waar je ook komt, zelfs in het kleinste dorpje, zie je de kratten staan van het populaire gerstennat.
Morgen gaan we de grens over en zullen we eens kijken hoe het in Cambodja is.
Tot zover mijn lange relaas.
Voor foto’s van watervallen en ook waar wij veel op staan, tja sorry,
klik de link:
https://picasaweb.google.com/freewillieafrika/RoetsjenMaar#
Groetjes uit het vriendelijke Laos,
Free Willie
-
03 Mei 2011 - 14:40
Henkie:
1! -
03 Mei 2011 - 22:38
Wilma:
en toen bleef het heeeeeeel lang stil hier.... net als in Holten natuurlijk....
En oja, Tieten hangen....in een grot dan hè... -
08 Mei 2011 - 15:38
Marloes:
Joehoe! Wat een leuke foto's en reisverslag weer, vooral de prachtige foto's. Lou, die van jou onder de waterval (de laatste geloof ik van die serie) is erg mooi!
Veel liefs uit Holten :)
xx Marloes -
17 Mei 2011 - 19:06
Ellen:
Hee Wilfred,
Lang geleden dat ik je verslagen gelezen heb, dus vanavond maar weer eens ingedoken. Genoten van jullie mooie foto's! Fantastisch! Maak er nog een onvergetelijk tocht van.. ik blijf nog paar maandjes in Holten en dan reis ik door iets meer naar het noorden (hellendoorn). Nieuwe dingen blijven ontdekken hé! Eerst nog weer wat leuke tripjes, you know ik kijk ook graag om me heen! Enjoy!
Dikke kus Ell!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley